Oorlogsslachtoffers

TER NAGEDACHTENIS AAN HEN DIE HUN LEVEN GAVEN VOOR ONZE VRIJHEID
Staat er op het Oorlogsmonument.
#
Hieronder vindt U een overzicht (in volgorde van overlijden) van inwoners en oud-inwoners van Beltrum welke door oorlogshandelingen vanaf 1939 tot 1950 hun leven gaven.
info: Jan Kok “oet Beltrum”
Deze van oorsprong Utrechtse jongen was net als zijn jongere broer Dominicus Hazekamp in mei 1926 als wees/voogdij kind naar Beltrum gekomen. Eduard is toen ondergebracht bij de kinderloze familie Hanselman – Scharenborg op Bruggertweg 1a. Terwijl zijn jongere broer Dominicus bij de familie Papen – Stoverink op Peppelendijk 3 een onderdak had gevonden.
Als 20 jarige is Eduard opgeroepen om op 17-11-1936 zich in Soest te melden om dienst te doen in het Nederlandse mobilisatieleger. Toen hij gezondheidsklachten kreeg, is hij in een militairhospitaal in Amsterdam opgenomen, waar hij op 14-2-1940 is overleden. Hierna is hij op 17 februari op het Beltrums kerkhof begraven. Waarbij ook al zijn vroegere kamergenoten aanwezig waren. Enkelen van hen hebben Eduard met militaire waardigheid ten grave gedragen en afscheid van hem genomen.
Na de oorlog is zijn broer Dominicus met een Groenlose meisje getrouwd en zijn na enige jaren samen in Limburg gaan wonen, omdat hij in de kolenmijnen werkte. Zijn dochters hebben in 2005 aangegeven, dat volgens hun vader hun oom Eduard was gestorven aan heimwee. Hij had niet kunnen wennen aan het gedrilde en ruige soldatenleven, waarvan waarschijnlijk zijn beschermde opvoeding door zijn pleegouders de oorzaak kan / moet zijn geweest.

Deze van oorsprong Utrechtse jongen was net als zijn jongere broer Dominicus Hazekamp in mei 1926 als wees/voogdij kind naar Beltrum gekomen. Eduard is toen ondergebracht bij de kinderloze familie Hanselman – Scharenborg op Bruggertweg 1a. Terwijl zijn jongere broer Dominicus bij de familie Papen – Stoverink op Peppelendijk 3 een onderdak had gevonden.
Als 20 jarige is Eduard opgeroepen om op 17-11-1936 zich in Soest te melden om dienst te doen in het Nederlandse mobilisatieleger. Toen hij gezondheidsklachten kreeg, is hij in een militairhospitaal in Amsterdam opgenomen, waar hij op 14-2-1940 is overleden. Hierna is hij op 17 februari op het Beltrums kerkhof begraven. Waarbij ook al zijn vroegere kamergenoten aanwezig waren. Enkelen van hen hebben Eduard met militaire waardigheid ten grave gedragen en afscheid van hem genomen.
Na de oorlog is zijn broer Dominicus met een Groenlose meisje getrouwd en zijn na enige jaren samen in Limburg gaan wonen, omdat hij in de kolenmijnen werkte. Zijn dochters hebben in 2005 aangegeven, dat volgens hun vader hun oom Eduard was gestorven aan heimwee. Hij had niet kunnen wennen aan het gedrilde en ruige soldatenleven, waarvan waarschijnlijk zijn beschermde opvoeding door zijn pleegouders de oorzaak kan / moet zijn geweest.

Deze van oorsprong Utrechtse jongen was net als zijn jongere broer Dominicus Hazekamp in mei 1926 als wees/voogdij kind naar Beltrum gekomen. Eduard is toen ondergebracht bij de kinderloze familie Hanselman – Scharenborg op Bruggertweg 1a. Terwijl zijn jongere broer Dominicus bij de familie Papen – Stoverink op Peppelendijk 3 een onderdak had gevonden.
Als 20 jarige is Eduard opgeroepen om op 17-11-1936 zich in Soest te melden om dienst te doen in het Nederlandse mobilisatieleger. Toen hij gezondheidsklachten kreeg, is hij in een militairhospitaal in Amsterdam opgenomen, waar hij op 14-2-1940 is overleden. Hierna is hij op 17 februari op het Beltrums kerkhof begraven. Waarbij ook al zijn vroegere kamergenoten aanwezig waren. Enkelen van hen hebben Eduard met militaire waardigheid ten grave gedragen en afscheid van hem genomen.
Na de oorlog is zijn broer Dominicus met een Groenlose meisje getrouwd en zijn na enige jaren samen in Limburg gaan wonen, omdat hij in de kolenmijnen werkte. Zijn dochters hebben in 2005 aangegeven, dat volgens hun vader hun oom Eduard was gestorven aan heimwee. Hij had niet kunnen wennen aan het gedrilde en ruige soldatenleven, waarvan waarschijnlijk zijn beschermde opvoeding door zijn pleegouders de oorzaak kan / moet zijn geweest.

In de toen opgezette verdedigingslinie op de Gebbenberg was tijdens de Duitse inval op 10-5-1940 ook de Beltrummer Hendricus Schröer gelegerd. Tijdens de verdediging voor vorst en vaderland is hij op 12-5-1940 gesneuveld. Zijn lichaam is later, daar op het militaire ereveld herbegraven.
Hendrik was in 1912 op boerderij “Heenkamp” aan de Dorpsstraat in Beltrum geboren, dit huis is sinds 1970 verdwenen. Na zijn schooltijd werd hij in Rietmolen boerenknecht. Na zijn huwelijk met een Rietmolens meisje op 28-9-1936, woonden zij in Rietmolen op een eigen boerderij. Zijn naam staat vermeld in de (oude) gemeente Neede op de lijst van gevallenen. In een gedenkplaat in de kerk van Rietmolen staat ook zijn naam gebeiteld.
In de toen opgezette verdedigingslinie op de Gebbenberg was tijdens de Duitse inval op 10-5-1940 ook de Beltrummer Hendricus Schröer gelegerd. Tijdens de verdediging voor vorst en vaderland is hij op 12-5-1940 gesneuveld. Zijn lichaam is later, daar op het militaire ereveld herbegraven.
Hendrik was in 1912 op boerderij “Heenkamp” aan de Dorpsstraat in Beltrum geboren, dit huis is sinds 1970 verdwenen. Na zijn schooltijd werd hij in Rietmolen boerenknecht. Na zijn huwelijk met een Rietmolens meisje op 28-9-1936, woonden zij in Rietmolen op een eigen boerderij. Zijn naam staat vermeld in de (oude) gemeente Neede op de lijst van gevallenen. In een gedenkplaat in de kerk van Rietmolen staat ook zijn naam gebeiteld.
.
In de toen opgezette verdedigingslinie op de Gebbenberg was tijdens de Duitse inval op 10-5-1940 ook de Beltrummer Hendricus Schröer gelegerd. Tijdens de verdediging voor vorst en vaderland is hij op 12-5-1940 gesneuveld. Zijn lichaam is later, daar op het militaire ereveld herbegraven.
Hendrik was in 1912 op boerderij “Heenkamp” aan de Dorpsstraat in Beltrum geboren, dit huis is sinds 1970 verdwenen. Na zijn schooltijd werd hij in Rietmolen boerenknecht. Na zijn huwelijk met een Rietmolens meisje op 28-9-1936, woonden zij in Rietmolen op een eigen boerderij. Zijn naam staat vermeld in de (oude) gemeente Neede op de lijst van gevallenen. In een gedenkplaat in de kerk van Rietmolen staat ook zijn naam gebeiteld.
Bernardus was in Rekken aan Den Borgweg 18 geboren en was sinds 1936 als inwonende boerenknecht bij een boer op Spilmansdijk 12 in Avest. Als dienstplichtig soldaat was hij ingedeeld bij de artillerie Bij de Duitse inval van 10-5-1940 was hij met zijn onderdeel in Rhenen gelegerd.
Zijn toenmalige luitenant C.J. Cude verhaalde later in een boekwerk, dat één van zijn soldaten tijdens een paniekerige omstandigheid op 13 mei 1940 ongecontroleerd was begonnen te schieten. Hierbij werd alléén Bernard Unland dodelijk verwond. Tijdens het vervoer naar een noodhospitaal was hij aan zijn verwondingen gestorven. In de toen algemeen heersende consternatie is hij samen met één andere gesneuvelde in één veldgraf begraven. Het was pas 22 juni 1941 toen het “Nederlandse Rode Kruis” bekend maakte dat Bernard was gevonden. Hierna is hij met 4 andere gesneuvelden op het algemene kerkhof van Driebergen herbegraven.
Bernardus was in Rekken aan Den Borgweg 18 geboren en was sinds 1936 als inwonende boerenknecht bij een boer op Spilmansdijk 12 in Avest. Als dienstplichtig soldaat was hij ingedeeld bij de artillerie Bij de Duitse inval van 10-5-1940 was hij met zijn onderdeel in Rhenen gelegerd.
Zijn toenmalige luitenant C.J. Cude verhaalde later in een boekwerk, dat één van zijn soldaten tijdens een paniekerige omstandigheid op 13 mei 1940 ongecontroleerd was begonnen te schieten. Hierbij werd alléén Bernard Unland dodelijk verwond. Tijdens het vervoer naar een noodhospitaal was hij aan zijn verwondingen gestorven. In de toen algemeen heersende consternatie is hij samen met één andere gesneuvelde in één veldgraf begraven. Het was pas 22 juni 1941 toen het “Nederlandse Rode Kruis” bekend maakte dat Bernard was gevonden. Hierna is hij met 4 andere gesneuvelden op het algemene kerkhof van Driebergen herbegraven.
Bernardus was in Rekken aan Den Borgweg 18 geboren en was sinds 1936 als inwonende boerenknecht bij een boer op Spilmansdijk 12 in Avest. Als dienstplichtig soldaat was hij ingedeeld bij de artillerie Bij de Duitse inval van 10-5-1940 was hij met zijn onderdeel in Rhenen gelegerd.
Zijn toenmalige luitenant C.J. Cude verhaalde later in een boekwerk, dat één van zijn soldaten tijdens een paniekerige omstandigheid op 13 mei 1940 ongecontroleerd was begonnen te schieten. Hierbij werd alléén Bernard Unland dodelijk verwond. Tijdens het vervoer naar een noodhospitaal was hij aan zijn verwondingen gestorven. In de toen algemeen heersende consternatie is hij samen met één andere gesneuvelde in één veldgraf begraven. Het was pas 22 juni 1941 toen het “Nederlandse Rode Kruis” bekend maakte dat Bernard was gevonden. Hierna is hij met 4 andere gesneuvelden op het algemene kerkhof van Driebergen herbegraven.
Marinus van Rooijen was als boerenzoon in Houten (U) geboren. Na zijn priesterstudie in Culemborg en Driebergen is hij op 15 augustus 1924 tot priester gewijd. Het was 12 september 1924 toen hij als neomist in Beltrum is gekomen.
Doordat pastoor GW. Hanse een opkomende ziekte had, heeft hij de leiding van het nieuw te bouwen zusterhuis met volle overgave op zich genomen. Ondanks dat hij als kapelaan in augustus 1927 naar Keijenborg was vertrokken, heeft hij in oktober 1927 de plaatselijke Wit Gele Kruis afdeling Beltrum opgericht.
Vanwege zijn spreekvaardigheid – vooruitziende blik en doortastendheid is hij daarna tot kapelaan van het grensdorp ‘s-Heerenberg benoemd. Omdat zijn pastoor Galama en zijn kapelaan Hegge en zijn collega Van Rooijen niet op de Duitse opgelegde regels wensten in te gaan, zijn alle 3 gevangen genomen. Eerst werd de pastoor op 4 augustus 1941 en op 11 oktober 1941 zijn Van Rooijen en Hegge door de Duitsers opgepakt. Eerst zijn de beide kapelaans naar het concentratiekamp Sachenhausen en daarna naar het Zuid- Duitse Dachau gebracht, waar toen ook pastoor Galama was opgesloten.
In Dachau is Van Rooijen op 16 juni 1942 aan ondervoeding en ontbering gestorven. Alleen kapelaan Hegge heeft dit kamp overleeft.
Bij de heroprichting van de plaatselijke sportvereniging RKBVV na de oorlog, heeft deze vereniging hun clubnaam in MvR gewijzigd, hetgeen verwijst naar hun oud-kapelaan Marinus van Rooijen.
Op een centraal plein in ‘s-Heerenberg staat als herinnering een groots oorlogsmonument met twee plaquettes, één voor pastoor Galama en de andere voor de oud Beltrummer Marinus van Rooijen.
Marinus van Rooijen was als boerenzoon in Houten (U) geboren. Na zijn priesterstudie in Culemborg en Driebergen is hij op 15 augustus 1924 tot priester gewijd. Het was 12 september 1924 toen hij als neomist in Beltrum is gekomen.
Doordat pastoor GW. Hanse een opkomende ziekte had, heeft hij de leiding van het nieuw te bouwen zusterhuis met volle overgave op zich genomen. Ondanks dat hij als kapelaan in augustus 1927 naar Keijenborg was vertrokken, heeft hij in oktober 1927 de plaatselijke Wit Gele Kruis afdeling Beltrum opgericht.
Vanwege zijn spreekvaardigheid – vooruitziende blik en doortastendheid is hij daarna tot kapelaan van het grensdorp ‘s-Heerenberg benoemd. Omdat zijn pastoor Galama en zijn kapelaan Hegge en zijn collega Van Rooijen niet op de Duitse opgelegde regels wensten in te gaan, zijn alle 3 gevangen genomen. Eerst werd de pastoor op 4 augustus 1941 en op 11 oktober 1941 zijn Van Rooijen en Hegge door de Duitsers opgepakt. Eerst zijn de beide kapelaans naar het concentratiekamp Sachenhausen en daarna naar het Zuid- Duitse Dachau gebracht, waar toen ook pastoor Galama was opgesloten.
In Dachau is Van Rooijen op 16 juni 1942 aan ondervoeding en ontbering gestorven. Alleen kapelaan Hegge heeft dit kamp overleeft.
Bij de heroprichting van de plaatselijke sportvereniging RKBVV na de oorlog, heeft deze vereniging hun clubnaam in MvR gewijzigd, hetgeen verwijst naar hun oud-kapelaan Marinus van Rooijen.
Op een centraal plein in ‘s-Heerenberg staat als herinnering een groots oorlogsmonument met twee plaquettes, één voor pastoor Galama en de andere voor de oud Beltrummer Marinus van Rooijen.
Marinus van Rooijen was als boerenzoon in Houten (U) geboren. Na zijn priesterstudie in Culemborg en Driebergen is hij op 15 augustus 1924 tot priester gewijd. Het was 12 september 1924 toen hij als neomist in Beltrum is gekomen.
Doordat pastoor GW. Hanse een opkomende ziekte had, heeft hij de leiding van het nieuw te bouwen zusterhuis met volle overgave op zich genomen. Ondanks dat hij als kapelaan in augustus 1927 naar Keijenborg was vertrokken, heeft hij in oktober 1927 de plaatselijke Wit Gele Kruis afdeling Beltrum opgericht.
Vanwege zijn spreekvaardigheid – vooruitziende blik en doortastendheid is hij daarna tot kapelaan van het grensdorp ‘s-Heerenberg benoemd. Omdat zijn pastoor Galama en zijn kapelaan Hegge en zijn collega Van Rooijen niet op de Duitse opgelegde regels wensten in te gaan, zijn alle 3 gevangen genomen. Eerst werd de pastoor op 4 augustus 1941 en op 11 oktober 1941 zijn Van Rooijen en Hegge door de Duitsers opgepakt. Eerst zijn de beide kapelaans naar het concentratiekamp Sachenhausen en daarna naar het Zuid- Duitse Dachau gebracht, waar toen ook pastoor Galama was opgesloten.
In Dachau is Van Rooijen op 16 juni 1942 aan ondervoeding en ontbering gestorven. Alleen kapelaan Hegge heeft dit kamp overleeft.
Bij de heroprichting van de plaatselijke sportvereniging RKBVV na de oorlog, heeft deze vereniging hun clubnaam in MvR gewijzigd, hetgeen verwijst naar hun oud-kapelaan Marinus van Rooijen.
Op een centraal plein in ‘s-Heerenberg staat als herinnering een groots oorlogsmonument met twee plaquettes, één voor pastoor Galama en de andere voor de oud Beltrummer Marinus van Rooijen.
Als 6° van de 15 kinderen is hij geboren op Sonderenweg 3 in Lintvelde. Zijn broer Theo en hij hadden een loonwerkersbedrijf opgezet, en bezaten hij een grote loods tegenover de Peppelendijk aan de Zwarteweg. Toen leden van een plaatselijke verzetsgroep een defect boordkanon van een vliegtuig hadden bemachtigd, werd deze door hen en andere techneuten hun werkloods weer schietvaardig gemaakt. Onder hen bevond zich ook hun verrader welke toen alles aan de Duitsers heeft doorgegeven.
Doordat zij werden verraden is o.a. Johan Sonderen met nog 3 anderen op 20 april 1944 gearresteerd en naar Arnhem overgebracht. De Duitsers hebben in de krant van 7 juni 1944 bekend gemaakt dat zij twee en twintig Nederlanders ter dood hadden veroordeeld, waaronder de gebroeders Sonderen en Hermanus Mom, en dat het vonnis al op 6 juni 1944 was voltrokken. De reden hiervoor was, dat; ,, – allen behoorden tot geheime groepen welke in de Gelderse Achterhoek op Nederlandse ambtenaren overvallen en moordaanslagen pleegden, of deze voorbereiden enz.-” Bij de bekendmaking was niet vermeld dat vonnis op de Waalsdorpervlakte bij Overveen was voltrokken.
Als 6° van de 15 kinderen is hij geboren op Sonderenweg 3 in Lintvelde. Zijn broer Theo en hij hadden een loonwerkersbedrijf opgezet, en bezaten hij een grote loods tegenover de Peppelendijk aan de Zwarteweg. Toen leden van een plaatselijke verzetsgroep een defect boordkanon van een vliegtuig hadden bemachtigd, werd deze door hen en andere techneuten hun werkloods weer schietvaardig gemaakt. Onder hen bevond zich ook hun verrader welke toen alles aan de Duitsers heeft doorgegeven.
Doordat zij werden verraden is o.a. Johan Sonderen met nog 3 anderen op 20 april 1944 gearresteerd en naar Arnhem overgebracht. De Duitsers hebben in de krant van 7 juni 1944 bekend gemaakt dat zij twee en twintig Nederlanders ter dood hadden veroordeeld, waaronder de gebroeders Sonderen en Hermanus Mom, en dat het vonnis al op 6 juni 1944 was voltrokken. De reden hiervoor was, dat; ,, – allen behoorden tot geheime groepen welke in de Gelderse Achterhoek op Nederlandse ambtenaren overvallen en moordaanslagen pleegden, of deze voorbereiden enz.-” Bij de bekendmaking was niet vermeld dat vonnis op de Waalsdorpervlakte bij Overveen was voltrokken.
Als 6° van de 15 kinderen is hij geboren op Sonderenweg 3 in Lintvelde. Zijn broer Theo en hij hadden een loonwerkersbedrijf opgezet, en bezaten hij een grote loods tegenover de Peppelendijk aan de Zwarteweg. Toen leden van een plaatselijke verzetsgroep een defect boordkanon van een vliegtuig hadden bemachtigd, werd deze door hen en andere techneuten hun werkloods weer schietvaardig gemaakt. Onder hen bevond zich ook hun verrader welke toen alles aan de Duitsers heeft doorgegeven.
Doordat zij werden verraden is o.a. Johan Sonderen met nog 3 anderen op 20 april 1944 gearresteerd en naar Arnhem overgebracht. De Duitsers hebben in de krant van 7 juni 1944 bekend gemaakt dat zij twee en twintig Nederlanders ter dood hadden veroordeeld, waaronder de gebroeders Sonderen en Hermanus Mom, en dat het vonnis al op 6 juni 1944 was voltrokken. De reden hiervoor was, dat; ,, – allen behoorden tot geheime groepen welke in de Gelderse Achterhoek op Nederlandse ambtenaren overvallen en moordaanslagen pleegden, of deze voorbereiden enz.-” Bij de bekendmaking was niet vermeld dat vonnis op de Waalsdorpervlakte bij Overveen was voltrokken.
Als 3e zoon en jongere broer van Johan Sonderen is ook hij in Lintvelde geboren. Doordat hij van beroep loonwerker en wagenmaker was, had hij waarschijnlijk gevoel de techniek. Om deze reden was hij samen met Hermannus Mom en zij broer en hun verrader ook betrokken bij het herstel van een vliegtuig boordkanon, dat door enkele verzetsmensen uit een neergestort vliegtuig was bemachtigd.
Het lag in de bedoeling om met dit geschut de Duitse bevoorradingstreinen bij Ruurlo van de baan te schieten. Samen met zijn broer Johan en anderen zijn zij door overmoedigheid en verraad toch in Duitse handen gevallen, welke hen op de Waalsdorpervlakte bij Overveen op 6 juni 1944 hebben doodgeschoten.
Als 3e zoon en jongere broer van Johan Sonderen is ook hij in Lintvelde geboren. Doordat hij van beroep loonwerker en wagenmaker was, had hij waarschijnlijk gevoel de techniek. Om deze reden was hij samen met Hermannus Mom en zij broer en hun verrader ook betrokken bij het herstel van een vliegtuig boordkanon, dat door enkele verzetsmensen uit een neergestort vliegtuig was bemachtigd.
Het lag in de bedoeling om met dit geschut de Duitse bevoorradingstreinen bij Ruurlo van de baan te schieten. Samen met zijn broer Johan en anderen zijn zij door overmoedigheid en verraad toch in Duitse handen gevallen, welke hen op de Waalsdorpervlakte bij Overveen op 6 juni 1944 hebben doodgeschoten.
Als 3e zoon en jongere broer van Johan Sonderen is ook hij in Lintvelde geboren. Doordat hij van beroep loonwerker en wagenmaker was, had hij waarschijnlijk gevoel de techniek. Om deze reden was hij samen met Hermannus Mom en zij broer en hun verrader ook betrokken bij het herstel van een vliegtuig boordkanon, dat door enkele verzetsmensen uit een neergestort vliegtuig was bemachtigd.
Het lag in de bedoeling om met dit geschut de Duitse bevoorradingstreinen bij Ruurlo van de baan te schieten. Samen met zijn broer Johan en anderen zijn zij door overmoedigheid en verraad toch in Duitse handen gevallen, welke hen op de Waalsdorpervlakte bij Overveen op 6 juni 1944 hebben doodgeschoten.
Als oudste zoon van de Beltrumse gemeente veldwachter H.B.J. Mom woonde hij met zijn familie vanaf 30-4-1926 tot 29-8-1938 op Grolseweg 4 in Beltrum. Al voor de oorlog is dit gezin naar Eibergen vertrokken. Hermanus had een technische opleiding genoten, toen hij als verzetsman betrokken was geworden bij het repareren van wapens in de loods van de gebroeders Sonderen in Beltrum. Tijdens de Duitse inval in de reparatieloods op 20 april 1944, was ook hij aanwezig en is zodoende tegelijk met de gebroeders Sonderen opgepakt en naar Arnhem gebracht. De reden was het in bezit hebben en het repareren van wapens.
Samen met twee van zijn vroegere Beltrumse dorpsgenoten is ook hij op 6 juni 1944 op de Waalsdorpervlakte bij Overveen door de Duitsers doodgeschoten.
Als oudste zoon van de Beltrumse gemeente veldwachter H.B.J. Mom woonde hij met zijn familie vanaf 30-4-1926 tot 29-8-1938 op Grolseweg 4 in Beltrum. Al voor de oorlog is dit gezin naar Eibergen vertrokken. Hermanus had een technische opleiding genoten, toen hij als verzetsman betrokken was geworden bij het repareren van wapens in de loods van de gebroeders Sonderen in Beltrum. Tijdens de Duitse inval in de reparatieloods op 20 april 1944, was ook hij aanwezig en is zodoende tegelijk met de gebroeders Sonderen opgepakt en naar Arnhem gebracht. De reden was het in bezit hebben en het repareren van wapens.
Samen met twee van zijn vroegere Beltrumse dorpsgenoten is ook hij op 6 juni 1944 op de Waalsdorpervlakte bij Overveen door de Duitsers doodgeschoten.
Als oudste zoon van de Beltrumse gemeente veldwachter H.B.J. Mom woonde hij met zijn familie vanaf 30-4-1926 tot 29-8-1938 op Grolseweg 4 in Beltrum. Al voor de oorlog is dit gezin naar Eibergen vertrokken. Hermanus had een technische opleiding genoten, toen hij als verzetsman betrokken was geworden bij het repareren van wapens in de loods van de gebroeders Sonderen in Beltrum. Tijdens de Duitse inval in de reparatieloods op 20 april 1944, was ook hij aanwezig en is zodoende tegelijk met de gebroeders Sonderen opgepakt en naar Arnhem gebracht. De reden was het in bezit hebben en het repareren van wapens.
Samen met twee van zijn vroegere Beltrumse dorpsgenoten is ook hij op 6 juni 1944 op de Waalsdorpervlakte bij Overveen door de Duitsers doodgeschoten.
Teunis Riphagen was geboren Epe en woonde na zijn huwelijk, in 1903, op het nu verdwenen, seinwachters huisje no. 40 aan de Kempersweg, op de Halte, waar zijn vrouw ,, spoorwegwachter” was. Met paard en wagen was hij vrachtrijder en onderhield in de regio o.a. ook de pakketbezorging voor de N.S. en Van Gend & Loos.
Toen de geallieerden de mening hadden, dat de Duitsers zich met particulier vervoer hun troepen lieten bevoorraden, werden ook de wegtransporten regelmatig onder vuur genomen.
Het was 27 september 1944 toen Riphagen met paard en wagen vanuit Beltrum nabij Zieuwentseweg 2 voer, werd hij door een geallieerd vliegtuig beschoten. Vanwege zijn opgelopen verwondingen is hij op 28 september in een Winterswijks ziekenhuis overleden, waarna hij op de Nederlands Hervormde begraafplaats van Groenlo is begraven
Teunis Riphagen was geboren Epe en woonde na zijn huwelijk, in 1903, op het nu verdwenen, seinwachters huisje no. 40 aan de Kempersweg, op de Halte, waar zijn vrouw ,, spoorwegwachter” was. Met paard en wagen was hij vrachtrijder en onderhield in de regio o.a. ook de pakketbezorging voor de N.S. en Van Gend & Loos.
Toen de geallieerden de mening hadden, dat de Duitsers zich met particulier vervoer hun troepen lieten bevoorraden, werden ook de wegtransporten regelmatig onder vuur genomen.
Het was 27 september 1944 toen Riphagen met paard en wagen vanuit Beltrum nabij Zieuwentseweg 2 voer, werd hij door een geallieerd vliegtuig beschoten. Vanwege zijn opgelopen verwondingen is hij op 28 september in een Winterswijks ziekenhuis overleden, waarna hij op de Nederlands Hervormde begraafplaats van Groenlo is begraven
Teunis Riphagen was geboren Epe en woonde na zijn huwelijk, in 1903, op het nu verdwenen, seinwachters huisje no. 40 aan de Kempersweg, op de Halte, waar zijn vrouw ,, spoorwegwachter” was. Met paard en wagen was hij vrachtrijder en onderhield in de regio o.a. ook de pakketbezorging voor de N.S. en Van Gend & Loos.
Toen de geallieerden de mening hadden, dat de Duitsers zich met particulier vervoer hun troepen lieten bevoorraden, werden ook de wegtransporten regelmatig onder vuur genomen.
Het was 27 september 1944 toen Riphagen met paard en wagen vanuit Beltrum nabij Zieuwentseweg 2 voer, werd hij door een geallieerd vliegtuig beschoten. Vanwege zijn opgelopen verwondingen is hij op 28 september in een Winterswijks ziekenhuis overleden, waarna hij op de Nederlands Hervormde begraafplaats van Groenlo is begraven
Hoewel zijn doopnaam Johannes is, was hij onder de naam Bernard voor zij omgeving bekend. Als oudste zoon is hij op Helbargsweg 2 in Voor-Beltrum geboren. Hij en zijn jongere broer Jan en hun zus verrichten in de WO. II o.a. verboden koerierswerk. Om deze reden zijn Bernard en zijn broer Jan in de nacht van 30 april op 1 mei 1944 gearresteerd. Hierna zijn zij eerst naar Lichtenvoorde overgebracht. Na een korte tijd is Jan vanwege werkweigering via de gevangenis in Arnhem eerst naar het kamp Amersfoort en daarna naar een werkkamp nabij Keulen gebracht om daar, tot aan de bevrijding in een ijzergieterij te moeten werken.
Bernard heeft na zijn arrestatie één dag in de Lichtenvoordse politiecel verbleven en is toen naar het strafkamp Vught overgebracht, waar hij tot begin september 1944 gevangen werd gehouden.
Na een treinreis op 8 september, met ongeveer 80 mensen is Bernard in één gesloten veewagon naar het kamp Sachenhausen gebracht. Deze ongeveer 40 uur durende treinreis, zonder eten of drinken, hebben zij, vanwege ruimtegebrek, toen staand moeten afleggen.
Toen dit kamp overvol werd, zijn de gevangenen over andere kampen in Duitsland verdeeld Bernard moet toen naar Meppen zijn overgeplaatst, omdat hij daar op 7-12-1944 is gestorven.
Hoewel zijn doopnaam Johannes is, was hij onder de naam Bernard voor zij omgeving bekend. Als oudste zoon is hij op Helbargsweg 2 in Voor-Beltrum geboren. Hij en zijn jongere broer Jan en hun zus verrichten in de WO. II o.a. verboden koerierswerk. Om deze reden zijn Bernard en zijn broer Jan in de nacht van 30 april op 1 mei 1944 gearresteerd. Hierna zijn zij eerst naar Lichtenvoorde overgebracht. Na een korte tijd is Jan vanwege werkweigering via de gevangenis in Arnhem eerst naar het kamp Amersfoort en daarna naar een werkkamp nabij Keulen gebracht om daar, tot aan de bevrijding in een ijzergieterij te moeten werken.
Bernard heeft na zijn arrestatie één dag in de Lichtenvoordse politiecel verbleven en is toen naar het strafkamp Vught overgebracht, waar hij tot begin september 1944 gevangen werd gehouden.
Na een treinreis op 8 september, met ongeveer 80 mensen is Bernard in één gesloten veewagon naar het kamp Sachenhausen gebracht. Deze ongeveer 40 uur durende treinreis, zonder eten of drinken, hebben zij, vanwege ruimtegebrek, toen staand moeten afleggen.
Toen dit kamp overvol werd, zijn de gevangenen over andere kampen in Duitsland verdeeld Bernard moet toen naar Meppen zijn overgeplaatst, omdat hij daar op 7-12-1944 is gestorven.
Hoewel zijn doopnaam Johannes is, was hij onder de naam Bernard voor zij omgeving bekend. Als oudste zoon is hij op Helbargsweg 2 in Voor-Beltrum geboren. Hij en zijn jongere broer Jan en hun zus verrichten in de WO. II o.a. verboden koerierswerk. Om deze reden zijn Bernard en zijn broer Jan in de nacht van 30 april op 1 mei 1944 gearresteerd. Hierna zijn zij eerst naar Lichtenvoorde overgebracht. Na een korte tijd is Jan vanwege werkweigering via de gevangenis in Arnhem eerst naar het kamp Amersfoort en daarna naar een werkkamp nabij Keulen gebracht om daar, tot aan de bevrijding in een ijzergieterij te moeten werken.
Bernard heeft na zijn arrestatie één dag in de Lichtenvoordse politiecel verbleven en is toen naar het strafkamp Vught overgebracht, waar hij tot begin september 1944 gevangen werd gehouden.
Na een treinreis op 8 september, met ongeveer 80 mensen is Bernard in één gesloten veewagon naar het kamp Sachenhausen gebracht. Deze ongeveer 40 uur durende treinreis, zonder eten of drinken, hebben zij, vanwege ruimtegebrek, toen staand moeten afleggen.
Toen dit kamp overvol werd, zijn de gevangenen over andere kampen in Duitsland verdeeld Bernard moet toen naar Meppen zijn overgeplaatst, omdat hij daar op 7-12-1944 is gestorven.
De aan de Hartebroekseweg in Groenlo geboren Bernard Koster was tijdens de oorlog inwonend bij het gezin van zijn oudere zuster op Grolseweg 23. Hij verzorgde daar het werk op de boerderij van Antoon Rosing. Omdat deze man en huisvader van Duitse afkomst was, werd hij verplicht om in het Duitse leger dienst te doen.
Toen Bernard Koster op de namiddag van 23 december 1944 met paard en stortkar een vracht stoppelknollen, voor de koeien van het land haalde, en samen met de Beltrumse vrachtrijder Jans te Woerd (Hogeman) bij Grolseweg 27 opreden, werden beiden door een geallieerd vliegtuig kort beschoten.
Het gevolg daarvan was, dat Bernard Koster dodelijk werd getroffen en dat Jans te Woerd een kogel in zijn in linker bovenarm kreeg. Hierdoor werd zijn linkerarm blijvend verlamd.
Het lichaam van Bernard Koster is op 28 december 1944 in Groenlo op R.K. kerkhof begraven.
De aan de Hartebroekseweg in Groenlo geboren Bernard Koster was tijdens de oorlog inwonend bij het gezin van zijn oudere zuster op Grolseweg 23. Hij verzorgde daar het werk op de boerderij van Antoon Rosing. Omdat deze man en huisvader van Duitse afkomst was, werd hij verplicht om in het Duitse leger dienst te doen.
Toen Bernard Koster op de namiddag van 23 december 1944 met paard en stortkar een vracht stoppelknollen, voor de koeien van het land haalde, en samen met de Beltrumse vrachtrijder Jans te Woerd (Hogeman) bij Grolseweg 27 opreden, werden beiden door een geallieerd vliegtuig kort beschoten.
Het gevolg daarvan was, dat Bernard Koster dodelijk werd getroffen en dat Jans te Woerd een kogel in zijn in linker bovenarm kreeg. Hierdoor werd zijn linkerarm blijvend verlamd.
Het lichaam van Bernard Koster is op 28 december 1944 in Groenlo op R.K. kerkhof begraven.
De aan de Hartebroekseweg in Groenlo geboren Bernard Koster was tijdens de oorlog inwonend bij het gezin van zijn oudere zuster op Grolseweg 23. Hij verzorgde daar het werk op de boerderij van Antoon Rosing. Omdat deze man en huisvader van Duitse afkomst was, werd hij verplicht om in het Duitse leger dienst te doen.
Toen Bernard Koster op de namiddag van 23 december 1944 met paard en stortkar een vracht stoppelknollen, voor de koeien van het land haalde, en samen met de Beltrumse vrachtrijder Jans te Woerd (Hogeman) bij Grolseweg 27 opreden, werden beiden door een geallieerd vliegtuig kort beschoten.
Het gevolg daarvan was, dat Bernard Koster dodelijk werd getroffen en dat Jans te Woerd een kogel in zijn in linker bovenarm kreeg. Hierdoor werd zijn linkerarm blijvend verlamd.
Het lichaam van Bernard Koster is op 28 december 1944 in Groenlo op R.K. kerkhof begraven.
Onder hen welke in Duitsland tankvallen moesten graven was ook de 22 jarige Bernard Klein Gunnewiek welke toen op Avesterweg 17 thuiswonend was. Tijdens zijn schaarse vrije dagen welke de “gravers’ werden gegund, was hij op 22 januari 1945 thuis, toen zijn ouders bezoek kregen.
Vanwege zijn nietsnutten heeft hij het huiswaarts kerende bezoek een eind op hun terugweg vergezeld. Tijdens zijn terugkeer naar zijn ouderhuis ontstond er dichtbij Groenlo boven hem een luchtgevecht tussen twee vliegtuigen, waarbij er over weer werd geschoten. Vanuit deze vechtende toestellen is Bernard door één kogel dodelijk getroffen Hij is in Groenlo op R.K. kerkhof begraven.
Onder hen welke in Duitsland tankvallen moesten graven was ook de 22 jarige Bernard Klein Gunnewiek welke toen op Avesterweg 17 thuiswonend was. Tijdens zijn schaarse vrije dagen welke de “gravers’ werden gegund, was hij op 22 januari 1945 thuis, toen zijn ouders bezoek kregen.
Vanwege zijn nietsnutten heeft hij het huiswaarts kerende bezoek een eind op hun terugweg vergezeld. Tijdens zijn terugkeer naar zijn ouderhuis ontstond er dichtbij Groenlo boven hem een luchtgevecht tussen twee vliegtuigen, waarbij er over weer werd geschoten. Vanuit deze vechtende toestellen is Bernard door één kogel dodelijk getroffen Hij is in Groenlo op R.K. kerkhof begraven.
Onder hen welke in Duitsland tankvallen moesten graven was ook de 22 jarige Bernard Klein Gunnewiek welke toen op Avesterweg 17 thuiswonend was. Tijdens zijn schaarse vrije dagen welke de “gravers’ werden gegund, was hij op 22 januari 1945 thuis, toen zijn ouders bezoek kregen.
Vanwege zijn nietsnutten heeft hij het huiswaarts kerende bezoek een eind op hun terugweg vergezeld. Tijdens zijn terugkeer naar zijn ouderhuis ontstond er dichtbij Groenlo boven hem een luchtgevecht tussen twee vliegtuigen, waarbij er over weer werd geschoten. Vanuit deze vechtende toestellen is Bernard door één kogel dodelijk getroffen Hij is in Groenlo op R.K. kerkhof begraven.
De in Avest, op Groenloseweg 61, bij zijn ouders inwonende Johan Koenders was als dwangarbeider als “graver” in Duitsland te werk gesteld. Bij een geallieerde beschieting van de plaatselijke fabrieken in Vreden, werd hij daar op straat dodelijk getroffen.
De familie Koenders wensten dat hun zoon en broer in Groenlo op het R.K. kerkhof zou worden begraven. De Duitse overheid verbood in die tijd dat overledenen over de landsgrens werden gebracht.
Herman, een jongere broer van de omgekomen Johan Koenders, werkte in tijd bij een boer in Zwillbrock. Door inspanning van hem en met medewerking van enkele Zwilbroekse burgers hebben de toen dienstdoende Duitse grenswachten de andere kant opgekeken toen, de omgekomen Eibergse Johan Koenders de landsgrens passeerde. Door medewerking van goede Duitsers is de wens van de familie Koenders in vervulling gegaan.
De in Avest, op Groenloseweg 61, bij zijn ouders inwonende Johan Koenders was als dwangarbeider als “graver” in Duitsland te werk gesteld. Bij een geallieerde beschieting van de plaatselijke fabrieken in Vreden, werd hij daar op straat dodelijk getroffen.
De familie Koenders wensten dat hun zoon en broer in Groenlo op het R.K. kerkhof zou worden begraven. De Duitse overheid verbood in die tijd dat overledenen over de landsgrens werden gebracht.
Herman, een jongere broer van de omgekomen Johan Koenders, werkte in tijd bij een boer in Zwillbrock. Door inspanning van hem en met medewerking van enkele Zwilbroekse burgers hebben de toen dienstdoende Duitse grenswachten de andere kant opgekeken toen, de omgekomen Eibergse Johan Koenders de landsgrens passeerde. Door medewerking van goede Duitsers is de wens van de familie Koenders in vervulling gegaan.
De in Avest, op Groenloseweg 61, bij zijn ouders inwonende Johan Koenders was als dwangarbeider als “graver” in Duitsland te werk gesteld. Bij een geallieerde beschieting van de plaatselijke fabrieken in Vreden, werd hij daar op straat dodelijk getroffen.
De familie Koenders wensten dat hun zoon en broer in Groenlo op het R.K. kerkhof zou worden begraven. De Duitse overheid verbood in die tijd dat overledenen over de landsgrens werden gebracht.
Herman, een jongere broer van de omgekomen Johan Koenders, werkte in tijd bij een boer in Zwillbrock. Door inspanning van hem en met medewerking van enkele Zwilbroekse burgers hebben de toen dienstdoende Duitse grenswachten de andere kant opgekeken toen, de omgekomen Eibergse Johan Koenders de landsgrens passeerde. Door medewerking van goede Duitsers is de wens van de familie Koenders in vervulling gegaan.
Tone Nijbroek is in Beltrum op het tegenwoordige Avesterweg 9 geboren. Na zijn huwelijk is hij in Groenlo gaan wonen. Als dwangarbeider moest deze timmermansknecht als “graver” nabij de Doesburgse IJsselbrug aan zgn. tankvallen werken. Juist toen er op 8 februari 1945 een Duitse colonne hun werkplek passeerde, werden deze werkers door geallieerde vliegtuigen beschoten. Naast de meerdere getroffenen was toen ook Tone dodelijk geraakt. Hij is op 13 Februari op het R K. kerkhof van Groenlo begraven.
Tone Nijbroek is in Beltrum op het tegenwoordige Avesterweg 9 geboren. Na zijn huwelijk is hij in Groenlo gaan wonen. Als dwangarbeider moest deze timmermansknecht als “graver” nabij de Doesburgse IJsselbrug aan zgn. tankvallen werken. Juist toen er op 8 februari 1945 een Duitse colonne hun werkplek passeerde, werden deze werkers door geallieerde vliegtuigen beschoten. Naast de meerdere getroffenen was toen ook Tone dodelijk geraakt. Hij is op 13 Februari op het R K. kerkhof van Groenlo begraven.
Tone Nijbroek is in Beltrum op het tegenwoordige Avesterweg 9 geboren. Na zijn huwelijk is hij in Groenlo gaan wonen. Als dwangarbeider moest deze timmermansknecht als “graver” nabij de Doesburgse IJsselbrug aan zgn. tankvallen werken. Juist toen er op 8 februari 1945 een Duitse colonne hun werkplek passeerde, werden deze werkers door geallieerde vliegtuigen beschoten. Naast de meerdere getroffenen was toen ook Tone dodelijk geraakt. Hij is op 13 Februari op het R K. kerkhof van Groenlo begraven.
Johanna is in Voor-Beltrum op het huidige adres Ringweg 13 geboren. Samen met haar ouders is zij rond 1880 verhuisd naar Spilmansdijk 4 in Avest. Toen zij in 1907 met Gerhard Smeenk trouwde zijn zij in Lievelde aan de Tankweg op het tegenwoordige huis no. 9 gaan wonen. Hun woonboerderij stond dichtbij de spoorlijn Winterswijk – Zutphen. Geallieerde vliegtuigen namen regelmatig deze baan onder vuur, om de Duitse aanvoerlijnen per trein, te ontregelen. Toen men op 10 februari 1945 merkten dat er weer een luchtaanval op komst was, hebben de beide ouders en hun 3 thuis verblijvende kinderen en 2 evacué kinderen getracht naar hun in het achterhuis gemaakte schuilplaats te vluchten. Nog voordat allen hun schuilplaats hadden bereikt, ontplofte er vlak buiten achter het huis een bom, waardoor de achtergevel van de boerderij naar binnen werd gedrukt. Hierdoor is toen de 32 jarige zoon, binnenshuis onder het naar binnenvallende puin bedolven. Toen de toegesnelde buurmensen hem onder het puin hadden gevonden was hij al overleden.
Door andere buurtgenoten is toen ook op het erf, de zwaargewonde 66 jarige vrouw en moeder Johanna Smeenk – Nahuis gevonden. Zij is kort daarna aan ernstig bloedverlies ook overleden. Van de 5 huisgenoten welke de schuilplaats wel hadden bereikt, hadden er 3 enkele botbreuken. Op het Lieveldse kerkhof hebben nu de toen omgekomen moeder en zoon naast elkaar hun laatste rustplaats.
Johanna is in Voor-Beltrum op het huidige adres Ringweg 13 geboren. Samen met haar ouders is zij rond 1880 verhuisd naar Spilmansdijk 4 in Avest. Toen zij in 1907 met Gerhard Smeenk trouwde zijn zij in Lievelde aan de Tankweg op het tegenwoordige huis no. 9 gaan wonen. Hun woonboerderij stond dichtbij de spoorlijn Winterswijk – Zutphen. Geallieerde vliegtuigen namen regelmatig deze baan onder vuur, om de Duitse aanvoerlijnen per trein, te ontregelen. Toen men op 10 februari 1945 merkten dat er weer een luchtaanval op komst was, hebben de beide ouders en hun 3 thuis verblijvende kinderen en 2 evacué kinderen getracht naar hun in het achterhuis gemaakte schuilplaats te vluchten. Nog voordat allen hun schuilplaats hadden bereikt, ontplofte er vlak buiten achter het huis een bom, waardoor de achtergevel van de boerderij naar binnen werd gedrukt. Hierdoor is toen de 32 jarige zoon, binnenshuis onder het naar binnenvallende puin bedolven. Toen de toegesnelde buurmensen hem onder het puin hadden gevonden was hij al overleden.
Door andere buurtgenoten is toen ook op het erf, de zwaargewonde 66 jarige vrouw en moeder Johanna Smeenk – Nahuis gevonden. Zij is kort daarna aan ernstig bloedverlies ook overleden. Van de 5 huisgenoten welke de schuilplaats wel hadden bereikt, hadden er 3 enkele botbreuken. Op het Lieveldse kerkhof hebben nu de toen omgekomen moeder en zoon naast elkaar hun laatste rustplaats.
Johanna is in Voor-Beltrum op het huidige adres Ringweg 13 geboren. Samen met haar ouders is zij rond 1880 verhuisd naar Spilmansdijk 4 in Avest. Toen zij in 1907 met Gerhard Smeenk trouwde zijn zij in Lievelde aan de Tankweg op het tegenwoordige huis no. 9 gaan wonen. Hun woonboerderij stond dichtbij de spoorlijn Winterswijk – Zutphen. Geallieerde vliegtuigen namen regelmatig deze baan onder vuur, om de Duitse aanvoerlijnen per trein, te ontregelen. Toen men op 10 februari 1945 merkten dat er weer een luchtaanval op komst was, hebben de beide ouders en hun 3 thuis verblijvende kinderen en 2 evacué kinderen getracht naar hun in het achterhuis gemaakte schuilplaats te vluchten. Nog voordat allen hun schuilplaats hadden bereikt, ontplofte er vlak buiten achter het huis een bom, waardoor de achtergevel van de boerderij naar binnen werd gedrukt. Hierdoor is toen de 32 jarige zoon, binnenshuis onder het naar binnenvallende puin bedolven. Toen de toegesnelde buurmensen hem onder het puin hadden gevonden was hij al overleden.
Door andere buurtgenoten is toen ook op het erf, de zwaargewonde 66 jarige vrouw en moeder Johanna Smeenk – Nahuis gevonden. Zij is kort daarna aan ernstig bloedverlies ook overleden. Van de 5 huisgenoten welke de schuilplaats wel hadden bereikt, hadden er 3 enkele botbreuken. Op het Lieveldse kerkhof hebben nu de toen omgekomen moeder en zoon naast elkaar hun laatste rustplaats.
Toen het op het eind van de oorlog liep, beschoten de geallieerde vliegtuigen op bijna alle voertuigen op de weg. De reden daarvoor was, dat zij vermoeden dat de Duitsers zich met gedwongen vervoerders lieten bevoorraden
De Duitsers hadden al enkele dagen juist voor het woonhuis van de familie Pape (Den Tol) op de Ruurloseweg een vrachtwagen geparkeerd, toen deze op 24 maart 1945 vanuit de lucht werd beschoten. Om deze reden vluchten de in het huis aanwezige fam. Pape en hun 2 evacué kinderen naar hun buitenshuis gelegen schuilkelder. Bij de beschieting van de munitiewagen werd de vrouw en moeder Maria Pape-Stegers op weg naar de schuilplaats in haar borst dodelijk getroffen. Door deze beschieting werd toen ook hun woonhuis getroffen, en is daarmee tot aan de grond toe afgebrand.
De toen niet geraakte Duitse wagen is daarna meteen door de Duitser verplaatst, en naar een bosperceel in de omgeving gebracht.
Het toen verwoestte huis was vernoemd naar het vroegere tolhuis aan de Ruurloseweg nabij de Tolbrug. De omgekomen Mw. Maria Pape-Stegers was in 1886 op “de Krabbe” op Beekenweg 1 in Beltrum geboren. Zij is in augustus 1910 gehuwd met de in 1882 in Groenlo geboren Gerardus Pape. Na hun huwelijk zijn zij aan de Ruurloseweg bij de Tolbrug op “den Tol” op de tegenwoordige Veldpapendijk 8 gaan wonen.
Toen het op het eind van de oorlog liep, beschoten de geallieerde vliegtuigen op bijna alle voertuigen op de weg. De reden daarvoor was, dat zij vermoeden dat de Duitsers zich met gedwongen vervoerders lieten bevoorraden
De Duitsers hadden al enkele dagen juist voor het woonhuis van de familie Pape (Den Tol) op de Ruurloseweg een vrachtwagen geparkeerd, toen deze op 24 maart 1945 vanuit de lucht werd beschoten. Om deze reden vluchten de in het huis aanwezige fam. Pape en hun 2 evacué kinderen naar hun buitenshuis gelegen schuilkelder. Bij de beschieting van de munitiewagen werd de vrouw en moeder Maria Pape-Stegers op weg naar de schuilplaats in haar borst dodelijk getroffen. Door deze beschieting werd toen ook hun woonhuis getroffen, en is daarmee tot aan de grond toe afgebrand.
De toen niet geraakte Duitse wagen is daarna meteen door de Duitser verplaatst, en naar een bosperceel in de omgeving gebracht.
Het toen verwoestte huis was vernoemd naar het vroegere tolhuis aan de Ruurloseweg nabij de Tolbrug. De omgekomen Mw. Maria Pape-Stegers was in 1886 op “de Krabbe” op Beekenweg 1 in Beltrum geboren. Zij is in augustus 1910 gehuwd met de in 1882 in Groenlo geboren Gerardus Pape. Na hun huwelijk zijn zij aan de Ruurloseweg bij de Tolbrug op “den Tol” op de tegenwoordige Veldpapendijk 8 gaan wonen.
Toen het op het eind van de oorlog liep, beschoten de geallieerde vliegtuigen op bijna alle voertuigen op de weg. De reden daarvoor was, dat zij vermoeden dat de Duitsers zich met gedwongen vervoerders lieten bevoorraden
De Duitsers hadden al enkele dagen juist voor het woonhuis van de familie Pape (Den Tol) op de Ruurloseweg een vrachtwagen geparkeerd, toen deze op 24 maart 1945 vanuit de lucht werd beschoten. Om deze reden vluchten de in het huis aanwezige fam. Pape en hun 2 evacué kinderen naar hun buitenshuis gelegen schuilkelder. Bij de beschieting van de munitiewagen werd de vrouw en moeder Maria Pape-Stegers op weg naar de schuilplaats in haar borst dodelijk getroffen. Door deze beschieting werd toen ook hun woonhuis getroffen, en is daarmee tot aan de grond toe afgebrand.
De toen niet geraakte Duitse wagen is daarna meteen door de Duitser verplaatst, en naar een bosperceel in de omgeving gebracht.
Het toen verwoestte huis was vernoemd naar het vroegere tolhuis aan de Ruurloseweg nabij de Tolbrug. De omgekomen Mw. Maria Pape-Stegers was in 1886 op “de Krabbe” op Beekenweg 1 in Beltrum geboren. Zij is in augustus 1910 gehuwd met de in 1882 in Groenlo geboren Gerardus Pape. Na hun huwelijk zijn zij aan de Ruurloseweg bij de Tolbrug op “den Tol” op de tegenwoordige Veldpapendijk 8 gaan wonen.
Van de eerder op Eibergseweg 1 in Lintvelde wonende familie Ten Barge, was Jans het hoofd van dit gezin. In de oorlogsjaren was hij betrokken bij de onderbrenging en verzorging van hen welke door de Duitse bezetter werden vervolgd. Hij werkte met anderen samen om in het geheim de joden – onderduikers – geallieerde piloten e.d. een onderdak en/of bonkaarten voor voedsel en kleding te verschaffen, hetgeen door de Duitsers in die tijd zwaar werd bestraft.
Toen hij op 3 maart 1945 door de Duitsers uit zijn huis werd opgehaald, was zijn vrouw van hun tiende kind zwanger. Na zijn gevangenneming is hij in de Zutphense Huis van Bewaring opgesloten. Toen de Duitsers merkten dat hun laatste uren in Zutphen hadden geslagen, hebben zij op 30 maart 1945 hun gevangenen op de binnenplaats of op de IJsselkade doodgeschoten, en anderen werden vrijgelaten, terwijl enkelen opgesloten bleven. Onder de omgebrachte mensen op de binnenplaats van de gevangenis, bevonden zich de beide plaatsgenoten Jans te Barge en Herman ten Have. Omdat er in die tijd overal chaos heerste, wist de familieleden pas na 1 week dat zowel Ten Barge als zijn dorpsgenoot Herman ten Have op de binnenplaats waren doodgeschoten. In het mortuarium van het Algemeen Ziekenhuis van Zutphen werden zij door familieleden herkend.
De beide omgebrachte mannen zijn met een ingehuurde vrachtwagen op 8 april vanuit Borculo, naar Beltrum teruggehaald. Ten Barge is op 12 april 1945 op het Beltrums kerkhof begraven, waar hij later een graf van de “Ned. Oorlogsgraven Stichting” heeft gekregen.
Van de eerder op Eibergseweg 1 in Lintvelde wonende familie Ten Barge, was Jans het hoofd van dit gezin. In de oorlogsjaren was hij betrokken bij de onderbrenging en verzorging van hen welke door de Duitse bezetter werden vervolgd. Hij werkte met anderen samen om in het geheim de joden – onderduikers – geallieerde piloten e.d. een onderdak en/of bonkaarten voor voedsel en kleding te verschaffen, hetgeen door de Duitsers in die tijd zwaar werd bestraft.
Toen hij op 3 maart 1945 door de Duitsers uit zijn huis werd opgehaald, was zijn vrouw van hun tiende kind zwanger. Na zijn gevangenneming is hij in de Zutphense Huis van Bewaring opgesloten. Toen de Duitsers merkten dat hun laatste uren in Zutphen hadden geslagen, hebben zij op 30 maart 1945 hun gevangenen op de binnenplaats of op de IJsselkade doodgeschoten, en anderen werden vrijgelaten, terwijl enkelen opgesloten bleven. Onder de omgebrachte mensen op de binnenplaats van de gevangenis, bevonden zich de beide plaatsgenoten Jans te Barge en Herman ten Have. Omdat er in die tijd overal chaos heerste, wist de familieleden pas na 1 week dat zowel Ten Barge als zijn dorpsgenoot Herman ten Have op de binnenplaats waren doodgeschoten. In het mortuarium van het Algemeen Ziekenhuis van Zutphen werden zij door familieleden herkend.
De beide omgebrachte mannen zijn met een ingehuurde vrachtwagen op 8 april vanuit Borculo, naar Beltrum teruggehaald. Ten Barge is op 12 april 1945 op het Beltrums kerkhof begraven, waar hij later een graf van de “Ned. Oorlogsgraven Stichting” heeft gekregen.
Van de eerder op Eibergseweg 1 in Lintvelde wonende familie Ten Barge, was Jans het hoofd van dit gezin. In de oorlogsjaren was hij betrokken bij de onderbrenging en verzorging van hen welke door de Duitse bezetter werden vervolgd. Hij werkte met anderen samen om in het geheim de joden – onderduikers – geallieerde piloten e.d. een onderdak en/of bonkaarten voor voedsel en kleding te verschaffen, hetgeen door de Duitsers in die tijd zwaar werd bestraft.
Toen hij op 3 maart 1945 door de Duitsers uit zijn huis werd opgehaald, was zijn vrouw van hun tiende kind zwanger. Na zijn gevangenneming is hij in de Zutphense Huis van Bewaring opgesloten. Toen de Duitsers merkten dat hun laatste uren in Zutphen hadden geslagen, hebben zij op 30 maart 1945 hun gevangenen op de binnenplaats of op de IJsselkade doodgeschoten, en anderen werden vrijgelaten, terwijl enkelen opgesloten bleven. Onder de omgebrachte mensen op de binnenplaats van de gevangenis, bevonden zich de beide plaatsgenoten Jans te Barge en Herman ten Have. Omdat er in die tijd overal chaos heerste, wist de familieleden pas na 1 week dat zowel Ten Barge als zijn dorpsgenoot Herman ten Have op de binnenplaats waren doodgeschoten. In het mortuarium van het Algemeen Ziekenhuis van Zutphen werden zij door familieleden herkend.
De beide omgebrachte mannen zijn met een ingehuurde vrachtwagen op 8 april vanuit Borculo, naar Beltrum teruggehaald. Ten Barge is op 12 april 1945 op het Beltrums kerkhof begraven, waar hij later een graf van de “Ned. Oorlogsgraven Stichting” heeft gekregen.
Hoewel hij in de buurtschap Hupsel op Weerkampsweg 2 was geboren en opgegroeid, heeft Herman net als zijn broers en zussen in Beltrum de lagere school en kerk bezocht. Zoals al hun buurtgenoten nam ook hij deel aan het Beltrumse sociale en culturele verenigingsleven. Als boeren losarbeider ondernam hij tijdens de laatste jaren van de oorlog bezigheden, welke in strijd waren met de toen opgelegde Duitse regels en wetten. Zo hielp hij joodse- en andere mensen aan schuiladressen en onderhield daardoor contact met diverse verzetsgroepen. Ook bestal hij de Duitsers van voorwerpen welke voor onze verzetsgroepen “noodzakelijke” waren. Omdat hij door de bezetter werd gezocht, leefde hij een zwervend leven en verbleef vrij regelmatig op verschillende adressen en in schuilplaatsen.
Op een dag bereikte hem het bericht, dat er op 3 maart 1945 in café Meilink in Barchem een belangrijke bespreking werd gehouden. Hierbij werd hij verzocht ook aanwezig te zijn. Vanuit zijn schuiladres in Lievelde is hij die morgen naar Barchem gefietst. Toen hij daar was, is hij door de Duitsers gearresteerd. In een Duitse overvalwagen is Herman ten Have naar Lintvelde gereden, om daar dan ook Jans te Barge te arresteren. Na enkele omwegen werden beiden afzonderlijk in het Zutphense “Huis van Bewaring” opgesloten. Zoals later is gebleken, hadden zij op die dag vanuit Beltrum en Haarlo ook andere verzetsmensen willen pakken.
Toen het op 30 maart 1945 voor de hand lag, dat de geallieerden op korte termijn ook de stad Zutphen gingen innemen, hebben de Duitsers voordat zij vluchten, enkele gevangenen vast laten zitten terwijl zij anderen hebben gedood of vrijgelaten.
Omdat de toegang tot de stad Zutphen na de bevrijding nog enkele dagen was afgesloten, wist men pas na één week dat zowel Herman ten Have en Jans ten Barge op binnenplaats waren doodgeschoten. De beide lichamen van deze omgebrachte verzetsmensen werden in het Algemene Ziekenhuis van Zutphen opgebaard, waar beiden bij toeval na één week door hun familieleden werden herkent.
De beide omgebrachte mannen zijn op 8 april met een gehuurde auto naar Beltrum gehaald, en werden toen in het “Gerardus Majella Gesticht” opgebaard. Herman is op 13 april 1945 op het Eibergse R.K. kerkhof begraven, omdat in die tijd de buurtschap Hupsel kerkelijk bij Eibergen was ingedeeld.
Hoewel hij in de buurtschap Hupsel op Weerkampsweg 2 was geboren en opgegroeid, heeft Herman net als zijn broers en zussen in Beltrum de lagere school en kerk bezocht. Zoals al hun buurtgenoten nam ook hij deel aan het Beltrumse sociale en culturele verenigingsleven. Als boeren losarbeider ondernam hij tijdens de laatste jaren van de oorlog bezigheden, welke in strijd waren met de toen opgelegde Duitse regels en wetten. Zo hielp hij joodse- en andere mensen aan schuiladressen en onderhield daardoor contact met diverse verzetsgroepen. Ook bestal hij de Duitsers van voorwerpen welke voor onze verzetsgroepen “noodzakelijke” waren. Omdat hij door de bezetter werd gezocht, leefde hij een zwervend leven en verbleef vrij regelmatig op verschillende adressen en in schuilplaatsen.
Op een dag bereikte hem het bericht, dat er op 3 maart 1945 in café Meilink in Barchem een belangrijke bespreking werd gehouden. Hierbij werd hij verzocht ook aanwezig te zijn. Vanuit zijn schuiladres in Lievelde is hij die morgen naar Barchem gefietst. Toen hij daar was, is hij door de Duitsers gearresteerd. In een Duitse overvalwagen is Herman ten Have naar Lintvelde gereden, om daar dan ook Jans te Barge te arresteren. Na enkele omwegen werden beiden afzonderlijk in het Zutphense “Huis van Bewaring” opgesloten. Zoals later is gebleken, hadden zij op die dag vanuit Beltrum en Haarlo ook andere verzetsmensen willen pakken.
Toen het op 30 maart 1945 voor de hand lag, dat de geallieerden op korte termijn ook de stad Zutphen gingen innemen, hebben de Duitsers voordat zij vluchten, enkele gevangenen vast laten zitten terwijl zij anderen hebben gedood of vrijgelaten.
Omdat de toegang tot de stad Zutphen na de bevrijding nog enkele dagen was afgesloten, wist men pas na één week dat zowel Herman ten Have en Jans ten Barge op binnenplaats waren doodgeschoten. De beide lichamen van deze omgebrachte verzetsmensen werden in het Algemene Ziekenhuis van Zutphen opgebaard, waar beiden bij toeval na één week door hun familieleden werden herkent.
De beide omgebrachte mannen zijn op 8 april met een gehuurde auto naar Beltrum gehaald, en werden toen in het “Gerardus Majella Gesticht” opgebaard. Herman is op 13 april 1945 op het Eibergse R.K. kerkhof begraven, omdat in die tijd de buurtschap Hupsel kerkelijk bij Eibergen was ingedeeld.
Hoewel hij in de buurtschap Hupsel op Weerkampsweg 2 was geboren en opgegroeid, heeft Herman net als zijn broers en zussen in Beltrum de lagere school en kerk bezocht. Zoals al hun buurtgenoten nam ook hij deel aan het Beltrumse sociale en culturele verenigingsleven. Als boeren losarbeider ondernam hij tijdens de laatste jaren van de oorlog bezigheden, welke in strijd waren met de toen opgelegde Duitse regels en wetten. Zo hielp hij joodse- en andere mensen aan schuiladressen en onderhield daardoor contact met diverse verzetsgroepen. Ook bestal hij de Duitsers van voorwerpen welke voor onze verzetsgroepen “noodzakelijke” waren. Omdat hij door de bezetter werd gezocht, leefde hij een zwervend leven en verbleef vrij regelmatig op verschillende adressen en in schuilplaatsen.
Op een dag bereikte hem het bericht, dat er op 3 maart 1945 in café Meilink in Barchem een belangrijke bespreking werd gehouden. Hierbij werd hij verzocht ook aanwezig te zijn. Vanuit zijn schuiladres in Lievelde is hij die morgen naar Barchem gefietst. Toen hij daar was, is hij door de Duitsers gearresteerd. In een Duitse overvalwagen is Herman ten Have naar Lintvelde gereden, om daar dan ook Jans te Barge te arresteren. Na enkele omwegen werden beiden afzonderlijk in het Zutphense “Huis van Bewaring” opgesloten. Zoals later is gebleken, hadden zij op die dag vanuit Beltrum en Haarlo ook andere verzetsmensen willen pakken.
Toen het op 30 maart 1945 voor de hand lag, dat de geallieerden op korte termijn ook de stad Zutphen gingen innemen, hebben de Duitsers voordat zij vluchten, enkele gevangenen vast laten zitten terwijl zij anderen hebben gedood of vrijgelaten.
Omdat de toegang tot de stad Zutphen na de bevrijding nog enkele dagen was afgesloten, wist men pas na één week dat zowel Herman ten Have en Jans ten Barge op binnenplaats waren doodgeschoten. De beide lichamen van deze omgebrachte verzetsmensen werden in het Algemene Ziekenhuis van Zutphen opgebaard, waar beiden bij toeval na één week door hun familieleden werden herkent.
De beide omgebrachte mannen zijn op 8 april met een gehuurde auto naar Beltrum gehaald, en werden toen in het “Gerardus Majella Gesticht” opgebaard. Herman is op 13 april 1945 op het Eibergse R.K. kerkhof begraven, omdat in die tijd de buurtschap Hupsel kerkelijk bij Eibergen was ingedeeld.
Het was in 1917 toen de familie Dute-Nijhof met 4 kinderen vanuit Brummen in Beltrum op Huiskesdijk 2 zijn gaan wonen. Voordat zij in 1927 vanaf dit adres naar Avesterweg 30 verhuisden, had dit gezin 9 kinderen. Eén van de kinderen was Antoon. Na zijn lagere school is hij in het Twentse Usselo in een tuinbouwbedrijf gaan werken.
Toen hij tijdens de oorlog in Zieuwent was ondergedoken, had hij zich daar bij een plaatselijke verzetsgroep aangesloten. Als lid van de “Binnenlandse Strijdkrachten”, afgekort de BS, werd hij in de nacht van 31 maart op 1 april 1945 in het reeds bevrijdde Mariënvelde bij de kerk geposteerd. Vanwege een misleiding is hij in het nachtelijke donker door een andere BS groep voor een gewapende Duitser aangezien en is onder vuur genomen. Het ontstane misverstand was ontstaan, doordat Antoon Dute niet het juiste wachtwoord had gegeven.
De zwaargewonde Anton is toen naar een noodhospitaal in Harreveld overgebracht, waar hij nog dezelfde dag (op paaszondag) 1 april 1945 aan zijn verwondingen is overleden. Op 5 april 1945 is hij op het Beltrumse kerkhof begraven, waarbij toen vele BS leden uit de regio aanwezig waren.
Het was in 1917 toen de familie Dute-Nijhof met 4 kinderen vanuit Brummen in Beltrum op Huiskesdijk 2 zijn gaan wonen. Voordat zij in 1927 vanaf dit adres naar Avesterweg 30 verhuisden, had dit gezin 9 kinderen. Eén van de kinderen was Antoon. Na zijn lagere school is hij in het Twentse Usselo in een tuinbouwbedrijf gaan werken.
Toen hij tijdens de oorlog in Zieuwent was ondergedoken, had hij zich daar bij een plaatselijke verzetsgroep aangesloten. Als lid van de “Binnenlandse Strijdkrachten”, afgekort de BS, werd hij in de nacht van 31 maart op 1 april 1945 in het reeds bevrijdde Mariënvelde bij de kerk geposteerd. Vanwege een misleiding is hij in het nachtelijke donker door een andere BS groep voor een gewapende Duitser aangezien en is onder vuur genomen. Het ontstane misverstand was ontstaan, doordat Antoon Dute niet het juiste wachtwoord had gegeven.
De zwaargewonde Anton is toen naar een noodhospitaal in Harreveld overgebracht, waar hij nog dezelfde dag (op paaszondag) 1 april 1945 aan zijn verwondingen is overleden. Op 5 april 1945 is hij op het Beltrumse kerkhof begraven, waarbij toen vele BS leden uit de regio aanwezig waren.
Het was in 1917 toen de familie Dute-Nijhof met 4 kinderen vanuit Brummen in Beltrum op Huiskesdijk 2 zijn gaan wonen. Voordat zij in 1927 vanaf dit adres naar Avesterweg 30 verhuisden, had dit gezin 9 kinderen. Eén van de kinderen was Antoon. Na zijn lagere school is hij in het Twentse Usselo in een tuinbouwbedrijf gaan werken.
Toen hij tijdens de oorlog in Zieuwent was ondergedoken, had hij zich daar bij een plaatselijke verzetsgroep aangesloten. Als lid van de “Binnenlandse Strijdkrachten”, afgekort de BS, werd hij in de nacht van 31 maart op 1 april 1945 in het reeds bevrijdde Mariënvelde bij de kerk geposteerd. Vanwege een misleiding is hij in het nachtelijke donker door een andere BS groep voor een gewapende Duitser aangezien en is onder vuur genomen. Het ontstane misverstand was ontstaan, doordat Antoon Dute niet het juiste wachtwoord had gegeven.
De zwaargewonde Anton is toen naar een noodhospitaal in Harreveld overgebracht, waar hij nog dezelfde dag (op paaszondag) 1 april 1945 aan zijn verwondingen is overleden. Op 5 april 1945 is hij op het Beltrumse kerkhof begraven, waarbij toen vele BS leden uit de regio aanwezig waren.
Het huis waarin Hendrik Borgijink is geboren stond vroeger in Voor-Beltrum aan de Ringweg, naast het huisnummer 34. Zijn geboortehuis werd door de stormramp van 1-6-1927 geheel verwoest. De ouders van hem hebben toen aan de Grolseweg een nieuwe woonboerderij gebouwd, waar zij toen ook zijn gaan wonen. Het tegenwoordige adres is Grolseweg 27.
Toen hij tijdens de oorlog in Lintvelde onderdook leerde hij Antoon Geessinck kennen, welke ook in Lintvelde was ondergedoken. Het was in de laatste dagen van de oorlog toen Hendrik lid van de “Binnenlandse Strijdkrachten” de BS is geworden.
Hoewel Antoon Geessinck op 1 april samen met andere BS’ers eerst een veertigtal krijgsgevangen in Eibergen hadden opgebracht, moest hij daarna met Hendrik Borgijink posten bij het verlaten Eibergse arbeidskamp, nu Lintveldseweg 4.
Nadat zij daar ’s avonds rond 11 uur waren afgelost, keerden beiden per fiets naar huis, in de richting van de Deventer Kunstweg. Toen zij in de buurt van Bleumink waren gekomen, kwamen zij een groep mannen tegen. Vanwege de toen heersende donkerte, vermoeden beiden eerst dat het patrouillerende bevrijders waren, het bleek dat het een dertigtal verkleedde en terugtrekkende Duitse soldaten waren.
Zowel Hendrik Borgijink als Antoon Geessinck moesten hun fiets en hun wapen afgeven, en hen al voorop lopen de kortste weg naar hun vaderland aangeven. Nadat zij een korte tijd hadden gelopen, en in begroeide omgeving waren gekomen, werden beiden bevolen om ongeveer 3 meter vóór hen te gaan staan. Vanuit de groep werd er toen enkele malen op hen geschoten. Hierbij werd Hendrik Borgijink dodelijk getroffen, terwijl Antoon Geessink niet werd geraakt. Toen de Duitsers verder waren getrokken heeft Antoon Geessinck het hazenpad gekozen en is daardoor aan de achtervolgende Duitser ontkomen.
Hendrik Borgijink is op 5 april 1945 op het R.K. parochieel kerkhof van Groenlo begraven.
Het huis waarin Hendrik Borgijink is geboren stond vroeger in Voor-Beltrum aan de Ringweg, naast het huisnummer 34. Zijn geboortehuis werd door de stormramp van 1-6-1927 geheel verwoest. De ouders van hem hebben toen aan de Grolseweg een nieuwe woonboerderij gebouwd, waar zij toen ook zijn gaan wonen. Het tegenwoordige adres is Grolseweg 27.
Toen hij tijdens de oorlog in Lintvelde onderdook leerde hij Antoon Geessinck kennen, welke ook in Lintvelde was ondergedoken. Het was in de laatste dagen van de oorlog toen Hendrik lid van de “Binnenlandse Strijdkrachten” de BS is geworden.
Hoewel Antoon Geessinck op 1 april samen met andere BS’ers eerst een veertigtal krijgsgevangen in Eibergen hadden opgebracht, moest hij daarna met Hendrik Borgijink posten bij het verlaten Eibergse arbeidskamp, nu Lintveldseweg 4.
Nadat zij daar ’s avonds rond 11 uur waren afgelost, keerden beiden per fiets naar huis, in de richting van de Deventer Kunstweg. Toen zij in de buurt van Bleumink waren gekomen, kwamen zij een groep mannen tegen. Vanwege de toen heersende donkerte, vermoeden beiden eerst dat het patrouillerende bevrijders waren, het bleek dat het een dertigtal verkleedde en terugtrekkende Duitse soldaten waren.
Zowel Hendrik Borgijink als Antoon Geessinck moesten hun fiets en hun wapen afgeven, en hen al voorop lopen de kortste weg naar hun vaderland aangeven. Nadat zij een korte tijd hadden gelopen, en in begroeide omgeving waren gekomen, werden beiden bevolen om ongeveer 3 meter vóór hen te gaan staan. Vanuit de groep werd er toen enkele malen op hen geschoten. Hierbij werd Hendrik Borgijink dodelijk getroffen, terwijl Antoon Geessink niet werd geraakt. Toen de Duitsers verder waren getrokken heeft Antoon Geessinck het hazenpad gekozen en is daardoor aan de achtervolgende Duitser ontkomen.
Hendrik Borgijink is op 5 april 1945 op het R.K. parochieel kerkhof van Groenlo begraven.
Het huis waarin Hendrik Borgijink is geboren stond vroeger in Voor-Beltrum aan de Ringweg, naast het huisnummer 34. Zijn geboortehuis werd door de stormramp van 1-6-1927 geheel verwoest. De ouders van hem hebben toen aan de Grolseweg een nieuwe woonboerderij gebouwd, waar zij toen ook zijn gaan wonen. Het tegenwoordige adres is Grolseweg 27.
Toen hij tijdens de oorlog in Lintvelde onderdook leerde hij Antoon Geessinck kennen, welke ook in Lintvelde was ondergedoken. Het was in de laatste dagen van de oorlog toen Hendrik lid van de “Binnenlandse Strijdkrachten” de BS is geworden.
Hoewel Antoon Geessinck op 1 april samen met andere BS’ers eerst een veertigtal krijgsgevangen in Eibergen hadden opgebracht, moest hij daarna met Hendrik Borgijink posten bij het verlaten Eibergse arbeidskamp, nu Lintveldseweg 4.
Nadat zij daar ’s avonds rond 11 uur waren afgelost, keerden beiden per fiets naar huis, in de richting van de Deventer Kunstweg. Toen zij in de buurt van Bleumink waren gekomen, kwamen zij een groep mannen tegen. Vanwege de toen heersende donkerte, vermoeden beiden eerst dat het patrouillerende bevrijders waren, het bleek dat het een dertigtal verkleedde en terugtrekkende Duitse soldaten waren.
Zowel Hendrik Borgijink als Antoon Geessinck moesten hun fiets en hun wapen afgeven, en hen al voorop lopen de kortste weg naar hun vaderland aangeven. Nadat zij een korte tijd hadden gelopen, en in begroeide omgeving waren gekomen, werden beiden bevolen om ongeveer 3 meter vóór hen te gaan staan. Vanuit de groep werd er toen enkele malen op hen geschoten. Hierbij werd Hendrik Borgijink dodelijk getroffen, terwijl Antoon Geessink niet werd geraakt. Toen de Duitsers verder waren getrokken heeft Antoon Geessinck het hazenpad gekozen en is daardoor aan de achtervolgende Duitser ontkomen.
Hendrik Borgijink is op 5 april 1945 op het R.K. parochieel kerkhof van Groenlo begraven.
Het was 20 april 1944 toen de Duitsers met Nederlandse SS’ers voor de eerste keer bij Zwarteweg 6 waren, om de 59 jarige huisvader Jan Walterbos te arresteren. Omdat hij niet aanwezig was kwamen zij vergeefs. Toen in de namiddag van 1 mei 1944 de Duitsers en de Nederlandse SS’ers voor de tweede keer terugkwamen was ook nu Jan Walterbos niet aanwezig, omdat hij toen onderdook. G.J. Walterbos (Jan) werd gezocht, omdat hij betrokken was bij diverse ondergrondse activiteiten.
In de hoop dat Jan Walterbos zich alsnog ging melden, hebben zij toen de 18 jarige zoon Theo als gijzelaar meegenomen. Zoals later bleek had de spion en verrader van de gebroeders Sonderen, Herman Mom en Herman ten Have aan deze laatste actie ook meegewerkt. Toen vader Jan zich na enige tijd nog niet had gemeld, is de jonge Theo vanuit de Lichtenvoordse politiecel naar het strafkamp Vught overgebracht.
Het was begin september in 1944 toen de geallieerden vanuit Frankrijk en België steeds naderbij kwamen, dat de gevangen vanuit Vught naar Sachsenhausen ten noorden van Berlijn werden overgeplaatst. Toen ook dit kamp door de vele toestroom overvol dreigde te raken, werden er gevangenen naar het kamp Neuengamme bij Hamburg gebracht. Onder hen was ook Theo Walterbos
Toen vast stond dat de geallieerde legers ook hier in aantocht waren, werden er ongeveer 10.000 gevangen in Lubeck in 4 Duitse transportschepen gepropt. Zo kwam Theo op de overvolle “Cap Arcona” terecht. Het lag in de bedoeling om deze schepen in open zee door eigen onderzeeërs te laten torpederen, waardoor deze dan met man en muis zouden vergaan. Met deze daad dachten de Duitsers dat ze de in de boten opgesloten duizenden concentratiekamp gevangenen voor de geallieerden te kunnen verbergen.
De Duitsers hebben de boten buiten de haven gebracht, om ze daar naar de zeebodem te laten zinken. Nog voordat de Duitsers hun voorgenomen misdadige daad hadden uitgevoerd, kregen de Engelse jachtbommenwerpers de 4 vrachtschepen op 3 mei 1945 in het vizier. De piloten ervan hadden de opdracht gekregen, dat zij het uitvaren van vluchtende Duitse vrachtschepen moesten voorkomen. Vanwege deze opdracht hebben zij de in open zee liggende schepen beschoten, waardoor de 4 schepen hetzij zonken of in brand vlogen met daarin duizenden Duitse concentratiekamp gevangenen. Onder de bijna 300 omgekomen Nederlanders bevond zich toen ook de 19 jarige Beltrumse jongeman Theo Walterbos. Doordat er enkelen van hen, deze duivelse daad hebben overleefd, heeft de voorgenomen Duitse daad bekendheid gekregen.
Niet wetend dat Theo Walterbos op deze wijze was omgekomen, werd pas op 29 oktober 1945 in de Beltrumse parochiekerk een herdenkingsdienst voor hem gehouden.
Het was 20 april 1944 toen de Duitsers met Nederlandse SS’ers voor de eerste keer bij Zwarteweg 6 waren, om de 59 jarige huisvader Jan Walterbos te arresteren. Omdat hij niet aanwezig was kwamen zij vergeefs. Toen in de namiddag van 1 mei 1944 de Duitsers en de Nederlandse SS’ers voor de tweede keer terugkwamen was ook nu Jan Walterbos niet aanwezig, omdat hij toen onderdook. G.J. Walterbos (Jan) werd gezocht, omdat hij betrokken was bij diverse ondergrondse activiteiten.
In de hoop dat Jan Walterbos zich alsnog ging melden, hebben zij toen de 18 jarige zoon Theo als gijzelaar meegenomen. Zoals later bleek had de spion en verrader van de gebroeders Sonderen, Herman Mom en Herman ten Have aan deze laatste actie ook meegewerkt. Toen vader Jan zich na enige tijd nog niet had gemeld, is de jonge Theo vanuit de Lichtenvoordse politiecel naar het strafkamp Vught overgebracht.
Het was begin september in 1944 toen de geallieerden vanuit Frankrijk en België steeds naderbij kwamen, dat de gevangen vanuit Vught naar Sachsenhausen ten noorden van Berlijn werden overgeplaatst. Toen ook dit kamp door de vele toestroom overvol dreigde te raken, werden er gevangenen naar het kamp Neuengamme bij Hamburg gebracht. Onder hen was ook Theo Walterbos
Toen vast stond dat de geallieerde legers ook hier in aantocht waren, werden er ongeveer 10.000 gevangen in Lubeck in 4 Duitse transportschepen gepropt. Zo kwam Theo op de overvolle “Cap Arcona” terecht. Het lag in de bedoeling om deze schepen in open zee door eigen onderzeeërs te laten torpederen, waardoor deze dan met man en muis zouden vergaan. Met deze daad dachten de Duitsers dat ze de in de boten opgesloten duizenden concentratiekamp gevangenen voor de geallieerden te kunnen verbergen.
De Duitsers hebben de boten buiten de haven gebracht, om ze daar naar de zeebodem te laten zinken. Nog voordat de Duitsers hun voorgenomen misdadige daad hadden uitgevoerd, kregen de Engelse jachtbommenwerpers de 4 vrachtschepen op 3 mei 1945 in het vizier. De piloten ervan hadden de opdracht gekregen, dat zij het uitvaren van vluchtende Duitse vrachtschepen moesten voorkomen. Vanwege deze opdracht hebben zij de in open zee liggende schepen beschoten, waardoor de 4 schepen hetzij zonken of in brand vlogen met daarin duizenden Duitse concentratiekamp gevangenen. Onder de bijna 300 omgekomen Nederlanders bevond zich toen ook de 19 jarige Beltrumse jongeman Theo Walterbos. Doordat er enkelen van hen, deze duivelse daad hebben overleefd, heeft de voorgenomen Duitse daad bekendheid gekregen.
Niet wetend dat Theo Walterbos op deze wijze was omgekomen, werd pas op 29 oktober 1945 in de Beltrumse parochiekerk een herdenkingsdienst voor hem gehouden.
Het was 20 april 1944 toen de Duitsers met Nederlandse SS’ers voor de eerste keer bij Zwarteweg 6 waren, om de 59 jarige huisvader Jan Walterbos te arresteren. Omdat hij niet aanwezig was kwamen zij vergeefs. Toen in de namiddag van 1 mei 1944 de Duitsers en de Nederlandse SS’ers voor de tweede keer terugkwamen was ook nu Jan Walterbos niet aanwezig, omdat hij toen onderdook. G.J. Walterbos (Jan) werd gezocht, omdat hij betrokken was bij diverse ondergrondse activiteiten.
In de hoop dat Jan Walterbos zich alsnog ging melden, hebben zij toen de 18 jarige zoon Theo als gijzelaar meegenomen. Zoals later bleek had de spion en verrader van de gebroeders Sonderen, Herman Mom en Herman ten Have aan deze laatste actie ook meegewerkt. Toen vader Jan zich na enige tijd nog niet had gemeld, is de jonge Theo vanuit de Lichtenvoordse politiecel naar het strafkamp Vught overgebracht.
Het was begin september in 1944 toen de geallieerden vanuit Frankrijk en België steeds naderbij kwamen, dat de gevangen vanuit Vught naar Sachsenhausen ten noorden van Berlijn werden overgeplaatst. Toen ook dit kamp door de vele toestroom overvol dreigde te raken, werden er gevangenen naar het kamp Neuengamme bij Hamburg gebracht. Onder hen was ook Theo Walterbos
Toen vast stond dat de geallieerde legers ook hier in aantocht waren, werden er ongeveer 10.000 gevangen in Lubeck in 4 Duitse transportschepen gepropt. Zo kwam Theo op de overvolle “Cap Arcona” terecht. Het lag in de bedoeling om deze schepen in open zee door eigen onderzeeërs te laten torpederen, waardoor deze dan met man en muis zouden vergaan. Met deze daad dachten de Duitsers dat ze de in de boten opgesloten duizenden concentratiekamp gevangenen voor de geallieerden te kunnen verbergen.
De Duitsers hebben de boten buiten de haven gebracht, om ze daar naar de zeebodem te laten zinken. Nog voordat de Duitsers hun voorgenomen misdadige daad hadden uitgevoerd, kregen de Engelse jachtbommenwerpers de 4 vrachtschepen op 3 mei 1945 in het vizier. De piloten ervan hadden de opdracht gekregen, dat zij het uitvaren van vluchtende Duitse vrachtschepen moesten voorkomen. Vanwege deze opdracht hebben zij de in open zee liggende schepen beschoten, waardoor de 4 schepen hetzij zonken of in brand vlogen met daarin duizenden Duitse concentratiekamp gevangenen. Onder de bijna 300 omgekomen Nederlanders bevond zich toen ook de 19 jarige Beltrumse jongeman Theo Walterbos. Doordat er enkelen van hen, deze duivelse daad hebben overleefd, heeft de voorgenomen Duitse daad bekendheid gekregen.
Niet wetend dat Theo Walterbos op deze wijze was omgekomen, werd pas op 29 oktober 1945 in de Beltrumse parochiekerk een herdenkingsdienst voor hem gehouden.
In 1951 is, de in 1902 in Doetinchem geboren, Willy Marcus tot 15 jaar gevangenis veroordeelt.
Hij was de spion en de verrader van de 4 Beltrummers, welke door zijn toedoen door de Duitsers om het leven zijn gebracht.
Als zoon uit een metselaarsfamilie met een klein boerenbedrijf is Frans op Eibergseweg 2 geboren. Toen hij voor zijn dienstplicht werd opgeroepen werkte bij een Eibergse betonwaren fabriek.
Toen hij eind 1946 in Grave onder de wapenen werd geroepen, werd hij bij de Limburgse jagers ingedeeld. Met het troepenschip “Volendam” is hij op 14-5-1947 naar Ned. Indië vertrokken.
Toen hij na een bootreis van ruim één maand daar aankwam, werd hij ten noord- oosten van Tarutung gelegerd. Het was 8-2-1949, toen hij vanuit Sapitur met 7 man naar een brug patrouille liepen. Op hun terugtocht werden zij vanuit een hinderlaag beschoten. Bij het ontstane vuurgevecht bleek alléén Frans gewond te zijn. Op een geïmproviseerde draagbaar is hij tijdens de 7 km lange terugtocht naar Sapitur overleden. Naast de school waar zij tijdelijk waren gelegerd, is zijn lichaam in een veldgraf begraven. In de Beltrumse parochiekerk werd hij door velen op 12 februari 1949 herdacht.
Na ongeveer één jaar is hij op het militair kerkhof “Pandu” bij Medam op Sumatra herbegraven. Enkele jaren daarna werden zijn stoffelijke resten opnieuw herbegraven op het ereveld Leuwigajah op Java.
Hij is behalve de enige van de 31 Beltrumse jonge mannen, ook de enige Eibergenaar welke tijdens de politionele actie in Ned. Indië is omgekomen. Behalve dat zijn naam op het gemeentelijk oorlogsmonument van Eibergen staat, is hij ook op het gedenkteken van de Limburgse jagers in Blerick vermeld.
Als zoon uit een metselaarsfamilie met een klein boerenbedrijf is Frans op Eibergseweg 2 geboren. Toen hij voor zijn dienstplicht werd opgeroepen werkte bij een Eibergse betonwaren fabriek.
Toen hij eind 1946 in Grave onder de wapenen werd geroepen, werd hij bij de Limburgse jagers ingedeeld. Met het troepenschip “Volendam” is hij op 14-5-1947 naar Ned. Indië vertrokken.
Toen hij na een bootreis van ruim één maand daar aankwam, werd hij ten noord- oosten van Tarutung gelegerd. Het was 8-2-1949, toen hij vanuit Sapitur met 7 man naar een brug patrouille liepen. Op hun terugtocht werden zij vanuit een hinderlaag beschoten. Bij het ontstane vuurgevecht bleek alléén Frans gewond te zijn. Op een geïmproviseerde draagbaar is hij tijdens de 7 km lange terugtocht naar Sapitur overleden. Naast de school waar zij tijdelijk waren gelegerd, is zijn lichaam in een veldgraf begraven. In de Beltrumse parochiekerk werd hij door velen op 12 februari 1949 herdacht.
Na ongeveer één jaar is hij op het militair kerkhof “Pandu” bij Medam op Sumatra herbegraven. Enkele jaren daarna werden zijn stoffelijke resten opnieuw herbegraven op het ereveld Leuwigajah op Java.
Hij is behalve de enige van de 31 Beltrumse jonge mannen, ook de enige Eibergenaar welke tijdens de politionele actie in Ned. Indië is omgekomen. Behalve dat zijn naam op het gemeentelijk oorlogsmonument van Eibergen staat, is hij ook op het gedenkteken van de Limburgse jagers in Blerick vermeld.
Als zoon uit een metselaarsfamilie met een klein boerenbedrijf is Frans op Eibergseweg 2 geboren. Toen hij voor zijn dienstplicht werd opgeroepen werkte bij een Eibergse betonwaren fabriek.
Toen hij eind 1946 in Grave onder de wapenen werd geroepen, werd hij bij de Limburgse jagers ingedeeld. Met het troepenschip “Volendam” is hij op 14-5-1947 naar Ned. Indië vertrokken.
Toen hij na een bootreis van ruim één maand daar aankwam, werd hij ten noord- oosten van Tarutung gelegerd. Het was 8-2-1949, toen hij vanuit Sapitur met 7 man naar een brug patrouille liepen. Op hun terugtocht werden zij vanuit een hinderlaag beschoten. Bij het ontstane vuurgevecht bleek alléén Frans gewond te zijn. Op een geïmproviseerde draagbaar is hij tijdens de 7 km lange terugtocht naar Sapitur overleden. Naast de school waar zij tijdelijk waren gelegerd, is zijn lichaam in een veldgraf begraven. In de Beltrumse parochiekerk werd hij door velen op 12 februari 1949 herdacht.
Na ongeveer één jaar is hij op het militair kerkhof “Pandu” bij Medam op Sumatra herbegraven. Enkele jaren daarna werden zijn stoffelijke resten opnieuw herbegraven op het ereveld Leuwigajah op Java.
Hij is behalve de enige van de 31 Beltrumse jonge mannen, ook de enige Eibergenaar welke tijdens de politionele actie in Ned. Indië is omgekomen. Behalve dat zijn naam op het gemeentelijk oorlogsmonument van Eibergen staat, is hij ook op het gedenkteken van de Limburgse jagers in Blerick vermeld.
Behalve de 21 inwoners en oud-inwoners van Beltrum waren er tijdens de oorlog ook evacués in Beltrum.
Ook onder hen waren er 4 welke door oorlogshandelingen hun leven gaven.
Bovenstaande informatie is verzameld
en uitgezocht door:
